Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BE9544

Datum uitspraak2008-08-20
Datum gepubliceerd2008-09-02
RechtsgebiedHandelszaak
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Amsterdam
Zaaknummers396724
Statusgepubliceerd


Indicatie

De vraag of kavel 059.009 wel of niet rechtsgeldig is toegewezen aan het Hoogheemraadschap. Ongeldigheid van het Begrenzingenplan, als basis voor de toewijzing van kavel aan het Hoogheemraadschap. De ongeldigheid van het Begrenzingenplan is volgens Kroon met name gelegen in de omstandigheid dat niet is gebleken dat het besluit van GS Utrecht op de voorgeschreven wijze is gepubliceerd. Dit verweer wordt echter verworpen. Het is de rechtbank ambtshalve bekend dat de goedkeuring van het besluit van GS Utrecht van 24 september 2002 is gepubliceerd in de Staats courant van 3 oktober 2002, nummer 190, blz 28. De strekking van het Begrenzingenplan is de vastlegging van de kadastrale grenzen van gronden met openbare bestemming, zodat deze van particuliere - nadien toe te delen - gronden worden afgescheiden. Het gaat derhalve enkel om een kadastraal administratief plan, als uitwerking van het Landinrichtingsplan waarin het verloop van de te handhaven wegen reeds is weergegeven. Het onder 2. e. genoemde besluit van GS Utrecht heeft slechts betrekking op de toewijzing van de eigendom, alsmede het beheer en het onderhoud van de wegen, doch dat neemt niet weg dat die wegen reeds in het Begrenzingenplan zijn onttrokken aan toedeling aan derden.


Uitspraak

vonnis ____________________________________________________________________________ __ RECHTBANK AMSTERDAM Meervoudige civiele kamer Vonnis van 20 augustus 2008 in de zaak met nummer 396724 / HA ZA 08.1246 van: A, wonende te, r e c l a m a n t, raadsman mr. ing. E. Oostra, t e g e n: de LANDINRICHTINGSCOMMISSIE in de herinrichting "Amstelland" kantoorhoudende te Utrecht. Partijen worden hierna A en de Commissie genoemd. De procedure 1. A heeft onder nummer 48 bezwaar gemaakt bij de Commissie tegen de Lijst der geldelijke regelingen in de Herinrichting Amstelland. Bij de behandeling van het bezwaar door de rechter-commissaris hebben partijen op 21 april 2008 hun standpunt toegelicht. Nadat de rechter-commissaris het bezwaar op de voet van de artikelen 216 en 178 lid 2 van de Landinrichtingswet (oud) (hierna: Lw) heeft verwezen naar de rechtbank, is de zaak ter zitting van 27 mei 2008 behandeld. Bij die gelegenheid hebben partijen hun standpunt toegelicht, ieder aan de hand van een pleitnotitie. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt dat zich bij de stukken bevindt. Naar aanleiding van het verhandelde ter zitting is aan partijen de gelegenheid geboden een nadere akte te nemen. De Commissie heeft hierop bij brief van 26 juni 2008 nadere stukken overgelegd, betrekking hebbend op het Begrenzingenplan, en deze stukken nader toegelicht. Van de zijde van A is hierop bij brief van 17 juli 2008 gereageerd, eveneens gestaafd met overgelegde stukken. De Commissie heeft nadien - zoals aangekondigd in haar brief van 26 juni 2008 - nog drie plantekeningen overgelegd. Vervolgens is vonnis bepaald op heden. De feiten 2. De rechtbank gaat uit van de volgende feiten: a. A heeft in de Herinrichting ingebracht een perceel, kadastraal bekend gemeente Abcoude, nummer B 3518G, met een oppervlakte volgens de kadastrale gegevens van 13.350 m². In de stukken is dit weergegeven als volgt: b. A heeft toegedeeld gekregen drie percelen, kadastraal bekend gemeente Abcoude, nummers 059008 - 059.103 en 059.113 met een totale oppervlakte volgens de kadastrale gegevens van 11.710 m². In de stukken is dit weergegeven als volgt: c. De Herinrichting Amstelland heeft betrekking op een gebied dat gedeeltelijk in de provincie Noord-Holland ligt en gedeeltelijk in de provincie Utrecht. Het college van Gedeputeerde Staten van Noord-Holland (GS Noord-Holland) heeft op 24 september 2002 op de voet van artikel 131 lid 3 Lw het Noord-Hollandse deel van het Begrenzingenplan vastgesteld. Het college van Gedeputeerde Staten van Utrecht (GS Utrecht) heeft op dezelfde datum het Utrechtse deel van het Begrenzingenplan vastgesteld. In beide besluiten is verder vermeld dat deze (op de voet van artikel 47 Lw lid 1, zoals dat luidde vóór 1 juli 2005) openbaar zal worden gemaakt. d. In het Begrenzingenpan is weergegeven (onder nummer 120) dat de Dwarskade - als weg op de boezemkade - in eigendom wordt toegewezen aan het hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht (hierna: het Hoogheemraadschap) en het beheer en het onderhoud zal liggen bij de gemeente Abcoude. De weg wordt daarbij aan de beherende instantie in erfpacht uitgegeven. e. Het college van Gedeputeerde Staten van Utrecht heeft in zijn vergadering van 10 oktober 2006 op de voet van artikel 133 Lw besloten - in vervolg op zijn besluit van 24 september 2002 tot vaststelling van het Begrenzingenplan - de toewijzing van de eigendom van de wegen, waterlopen c.s. vast te stellen, voor zover het betreft het Utrechts deel van het herinrichtingsgebied. f. Bij de ter inzage legging van het Plan van toedeling stond kavel 059.009 (het deel van de Dwarskade dan aan A toebehoorde) op naam van A. Het Plan van toedeling is na de bezwaarfase en vóór het passeren van de notariële akte aangepast, zodanig dat kavel 059.009 niet (meer) op naam van A stond. A is van deze aanpassing niet op de hoogte gesteld. g. Het Plan van toedeling is op 13 oktober 2006 notarieel gepasseerd. h. In de Lijst der geldelijke regelingen is als saldo van de verrekenposten ten laste van A een bedrag opgenomen van € 765,--. In het proces-verbaal van de Commissie dat betrekking heeft op de behandeling van de bezwaren van A is vermeld dat de lijst der geldelijke regeling op dit punt zal worden aangepast met als saldo nul. De bezwaren en de standpunten van partijen 3. A heeft thans nog bezwaar tegen het ontrekken van kavel 059.009 aan zijn eigendom. A vordert primair dat de rechtbank zal beslissen dat de Commissie door middel van een akte van rectificatie kavel 059.009 weer aan A zal toedelen. Subsidiair vordert A een schadevergoeding van € 5.740,-- dan wel van een bedrag dat door een te benoemen deskundige zal worden bepaald, een en ander met veroordeling van de Commissie in de kosten van de procedure. 4. A motiveert de vordering als volgt. Kavel 059.009 was bij de inbreng zijn eigendom. Bij de ter visie legging van het Plan van toedeling is blijkens het daartoe opgestelde register van 6 september 2002 perceel 059.009 opnieuw aan A toegewezen. Er was destijds voor hem derhalve geen aanleiding bezwaar te maken tegen het Plan van toedeling. Na het vaststellen van het Plan van toedeling is A door toezending van de toedelingstukken van 17 oktober 2006 duidelijk geworden dat kavel 059.009 kennelijk niet aan hem was toegedeeld. Er is hier sprake van een fout, aldus A, omdat in het Plan van toedeling ten onrechte na de bezwaarfase - en zonder dat hij is geïnformeerd - nog wijzigingen zijn aangebracht. Het register van 6 september 2002 is van vroegere datum dan de vaststelling van het Begrenzingenplan van 24 september 2002 - dat niet bekend is gemaakt - zodat kavel 059.009 met dat plan niet aan een openbaar lichaam kan zijn toegewezen, aldus A. 5. A stelt verder dat het Begrenzingenplan - waarop de toewijzing van kavel 059.009 aan het Hoogheemraadschap nadien is gebaseerd - niet (rechtsgeldig) is vastgesteld. Er is niets bekend over publicatie van het besluit tot vaststelling van het Begrenzingenplan, zodat dit besluit in verband met artikel 3:40 en 3:42 Algemene Wet Bestuursrecht niet in werking is getreden. Bij de ter visie legging van het Plan van toedeling was er derhalve geen (rechtsgeldig) Begrenzingenplan, zodat A ervan mocht uitgaan dat op grond van de ter visie gelegde stukken van 6 september 2002, kavel 059.009 (weer) aan hem was toegedeeld. Het ter visie gelegde Plan van toedeling was voor A rechtsgeldig. Dit geldt ook, aldus A, als er bij de ter visie legging van het Plan van toedeling wel een rechtsgeldig Begrenzingenplan zou zijn, omdat het Plan van toedeling - als besluit - na de bezwaarfase vast stond en dit besluit van latere datum is - en derhalve vóór gaat - op eerdere besluiten uit hoofde van het Begrenzingenplan. A stelt verder dat hij een zwaarder belang heeft bij eigendom van perceel 059.009 dan het Hoogheemraadschap, omdat het verlengde daarvan, het deel van de Dwarskade dat buiten de blokgrenzen valt, nog zijn eigendom is en het Hoogheemraadschap maar een klein deel van de (totale) Dwarskade heeft verkregen. A acht het verder in strijd met het vertrouwensbeginsel dat - volgens hem - slechts delen van het Begrenzingenplan zijn uitgevoerd. 6. Voor het geval kavel 059.009 niet aan hem zou worden toegedeeld voert A aan dat hij schadeloos gesteld moet worden. Er is in dit geval sprake van oneigenlijke ontneming van zijn eigendom, zonder wettelijke rechtsbescherming. Artikel 133 lid 5 Lw is in dit geval niet van toepassing, aldus A. A heeft 1.640 m² moeten afstaan, hetgeen met een waarde van € 3,50 per m² een schade van € 5.740,-- oplevert. 7. De Commissie bestrijdt de bezwaren van A. Kavel 059.009 heeft bij de ter visie legging van het Plan van toedeling per abuis en ten onrechte op naam gestaan van A. Het gaat namelijk om een kavel uit het Begrenzingenplan en die maakt geen deel uit van de toedeling. Het Plan van toedeling is in verband met die vergissing vóór het passeren van de notariële akte aangepast. Het Plan van toedeling staat vast en kan in deze fase van de procedure - waar het gaat om afrekening - niet meer worden gewijzigd, aldus de Commissie. Nu het ging om een vergissing is er ook geen aanleiding voor. Het is nooit de bedoeling geweest om kavel 059.009 aan A toe te delen. 8. Ter verdere toelichting voert de Commissie aan dat het Begrenzingenplan op 24 september 2002 is vastgesteld, door zowel GS Noord-Holland als GS Utrecht, en nadien op de voet van artikel 131 lid 5 en artikel 47 lid 1 Lw is gepubliceerd. Het Begrenzingenplan vormt de grondslag voor de toewijzing van kavel 059.009 aan het Hoogheemraadschap. GS Utrecht heeft het onder 2. e. genoemde besluit weliswaar niet binnen de in artikel 133 lid 1 LW voorgeschreven termijn van zes maanden genomen, maar dat heeft verder geen rechtsgevolgen, aldus de Commissie. Door het niet in acht nemen van die termijn is A niet geschaad in zijn belang, teminder nu tegen dit besluit geen rechtsmiddel open staat. Het gaat bij dit besluit slechts om het aanwijzen van de eigenaar en de onderhoudsplichtige van de openbare wegen en andere werken, aldus de Commissie, die in het Begrenzingenplan reeds zijn onttrokken aan toedeling aan derden. Dat een deel van de Dwarskade in particulier eigendom blijft is het gevolg van de omstandigheid dat de kavels van A aan de grens van het blok liggen. Dat kan de Commissie, naar zij aanvoert, niet worden toegerekend. 9. Tenslotte voert de Commissie aan dat toewijzing van openbare wegen op grond van artikel 133 lid 5 Lw plaats vindt zonder geldelijke verrekening. Zij is derhalve niet gehouden A te compenseren. Beoordeling 10. Voorop staat dat het in deze fase van de procedure - de Lijst der geldelijke regelingen - alleen nog gaat om vaststelling van de financiële verplichtingen van A. Aan de vordering tot een financiële vergoeding wegens het niet toedelen van kavel 059.009 is echter mede ten grondslag gelegd dat procedurele fouten zijn gemaakt, die van belang zijn voor de vraag of kavel 059.009 wel of niet rechtsgeldig is toegewezen aan het Hoogheemraadschap. Nu dat de financiële kant van de zaak kan raken zal de rechtbank ook op die aspecten van de zaak ingaan. 11. De bezwaren van A richten zich in de eerste plaats op de ongeldigheid van het Begrenzingenplan, als basis voor de toewijzing van kavel 059.009 aan het Hoogheemraadschap. Vast staat dat GS Noord-Holland en GS Utrecht het begrenzingenplan op 24 september 2002 - elk voor het eigen deel - hebben vastgesteld. A voert niet aan dat het besluit van GS Noord- Holland niet is gepubliceerd, zodat daarvan kan worden uitgegaan. De ongeldigheid van het Begrenzingenplan is volgens A dan ook met name gelegen in de omstandigheid dat niet is gebleken dat het besluit van GS Utrecht - waaronder de gemeente Abcoude valt - op de voorgeschreven wijze is gepubliceerd. Dit verweer wordt echter verworpen. Het is de rechtbank ambtshalve bekend dat de goedkeuring van het besluit van GS Utrecht van 24 september 2002 is gepubliceerd in de Staats courant van 3 oktober 2002, nummer 190, blz 28 een en ander als volgt: Deze publicatie is in overeenstemming met het bepaalde in artikel 47 lid 1 LW (zoals dat luidde tot 1 juli 2005). De conclusie is dat het Begrenzingenplan door beide provincies is vastgesteld en de besluiten daartoe zijn gepubliceerd, zodat dit plan in werking is getreden. 12. Het onder 2. e. genoemde besluit diende op grond van artikel 133 lid 1 Lw door GS Utrecht te worden genomen binnen zes maanden na de ontvangst van de in artikel 131 lid 2 en lid 4 Lw bedoelde voorstellen. Vast staat dat dit niet is gebeurd. Dit brengt echter niet mee dat het op 24 september 2002 goedgekeurde Begrenzingenplan geen gelding zou hebben (gekregen). De strekking van het Begrenzingenplan is immers de vastlegging van de kadastrale grenzen van gronden met openbare bestemming, zodat deze van particuliere - nadien toe te delen - gronden worden afgescheiden. Het gaat derhalve enkel om een kadastraal administratief plan, als uitwerking van het Landinrichtingsplan waarin het verloop van de te handhaven wegen reeds is weergegeven. Het onder 2. e. genoemde besluit van GS Utrecht heeft slechts betrekking op de toewijzing van de eigendom, alsmede het beheer en het onderhoud van de wegen, doch dat neemt niet weg dat die wegen reeds in het Begrenzingenplan zijn onttrokken aan toedeling aan derden. 13. A betoogt nog dat ook bij een rechtsgeldig Begrenzingenplan het Plan van toedeling, zoals dat op 6 september 2002 ter visie is gelegd (met kavel 059.009 op naam van A), voor hem geldig is geworden. Dit wordt echter verworpen. Kavel 059.009 is met het Begrenzingenplan aan toedeling ontrokken en het Plan van toedeling is nadien in aangepaste vorm (zonder kavel 059.009 op naam van A) op 13 oktober 2006 notarieel gepasseerd. De eigendomsverhoudingen zijn eerst met die akte vastgelegd. 14. Vast staat dat het Plan van toedeling na de ter visie legging en vóór dat het notarieel is gepasseerd, door de Commissie is aangepast, zonder A te informeren. Dit is in strijd met het doel en de strekking van artikel 199 lid 2 e.v. Lw. A kon immers geen bezwaar meer maken tegen die aanpassing. Dit kan echter niet leiden tot het door A gevorderde gevolg, omdat voor het geval A wel bezwaar had kunnen maken en A dit ook zou hebben gedaan, het bezwaar verworpen had dienen te worden. Zoals hiervoor reeds is overwogen kunnen kavels die deel zijn gaan uitmaken van het Begrenzingenplan geen deel (meer) uitmaken van het Plan van toedeling. 15. De overige door A aangevoerde bezwaren die betrekking hebben op het toewijzen van kavel 059.009 aan het Hoogheemraadschap, kunnen in het kader van de Lijst der geldelijke regeling niet meer aan de orde komen. Het gaat in dit stadium immers om de geldelijke afrekening, waarbinnen geen plaats is voor een belangenafweging in het kader van het Plan van toedeling of uitvoering van het Begrenzingenplan. 16. Bij de vordering tot schadevergoeding gaat het om de vraag of en zo ja in welke mate sprake is van waardeverandering, zoals bedoeld in artikel 210 lid 1 aanhef en onder a Lw. Die waardeverandering zou volgens A in dit geval bestaan uit het verlies van kavel 059.009 ter grootte van totaal 1.640 m². Anders dan A meent kan aan kavel 059.009 geen waarde worden toegekend. Door A is niet (voldoende) onderbouwd op basis waarvan moet worden aangenomen dat aan een openbare weg - die niet aan zijn bestemming kan worden onttrokken - een waarde moet worden toegekend zoals thans door hem is genoemd. Op grond van artikel 133 lid 5 Lw geschiedt toewijzing van wegen ook zonder geldelijke verrekening. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen is er geen reden om aan te nemen dat artikel 133 lid 5 Lw niet van toepassing is 17. De bezwaren van A dienen derhalve te worden verworpen. Als de in het ongelijk gestelde partij zal hij worden veroordeeld tot voldoening van het griffierecht. BESLISSING De rechtbank: - verklaart de bezwaren van A ongegrond - veroordeelt A tot betaling van € 254,-- aan griffierecht. Gewezen door mrs. A.J. Beukenhorst, voorzitter, A.C.A. Wildenburg en W.A.H. Melissen, leden van genoemde kamer, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 20 augustus 2008 in tegenwoordigheid van de griffier.